Gedateerd 10 januari heeft de advocaat van de VVE de uitspraak van de rechtbank onlangs ontvangen. De uitspraak heeft consequenties voor de gehele garage. Op grond van de uitspraak en mede op verzoek van de verzoeker van de kantonprocedure heeft het bestuur met hem overlegd. Daarom berichten wij u nu als volgt.
De rechtbank heeft de stellingen van de VVE gevolgd en niet die van verzoeker. Het verzoek om af te wijken van het besluit van de VVE om meer dan één motorvoertuig op een parkeerplek te plaatsen is dus afgewezen. De rechter kijkt daarbij naar de tekst van de splitsingakte en of de VVE terecht tot de weigering van meerdere motorvoertuigen kon komen.
Tekst splitsingsakte leidend
De rechter gaat in zijn benadering van het verzoek uit van de splitsingsakte van de VVE. Deze akte is opgesteld voor de (toekomstige) eigenaren. De rechter begrijpt ook dat de eigenaren niet betrokken zijn bij de totstandkoming van de teksten van die akte. Daarom is veelal de bedoeling achter die teksten niet (meteen) duidelijk. Volgens de rechter dient in het licht van de bewoordingen van de tekst, deze tekst grammaticaal (een objectieve maatstaf) uitgelegd te worden. De rechter oordeelt daarom dat de tekst van artikel 17 lid 4 vastlegt dat de parkeerplek gebruikt mag worden voor maar één motorrijtuig. Gewezen wordt op de enkelvoudige bewoordingen in de tekst (personenauto, motorfiets, motorrijtuig) in combinatie met de woorden of, dan wel. Die bewoordingen rechtvaardigen de taalkundige uitleg dat er niet meerdere motorvoertuigen op een parkeerplek mogen staan.
Weigering vergadering terecht
Bij het behandelen van het verzoek om af te wijken van het gebruik dient de vergadering bij de afweging van alle bij het besluit betrokken belangen met de beginselen redelijkheid en billijkheid rekening te houden. De rechter oordeelt dat de VVE een gerechtvaardigd belang heeft om de regeling van maar één motorvoertuig per parkeerplek strak te handhaven. En dat vanwege de vereiste (exploitatie)vergunning, maar voornamelijk door de wens van de VVE om strenger te handhaven om inbreken en parkeren op andermans plek te voorkomen. Overlast die toeneemt door het parkeren van meer dan één motorvoertuig op een plek. Door het extra stallen, ontstaat zo alleen maar chaos. Het privé belang van verzoeker om een extra scooter naast zijn auto te stallen is volgens de rechter van onvoldoende gewicht om te oordelen dat de VVE in redelijkheid niet tot de weigering kon komen. Verzoeker kan (elders) een plek kopen/huren.
De verzoeker
De verzoeker is uiteraard teleurgesteld over de uitspraak. Op grond van de procesregels kan hij binnen 30 dagen na de datum van deze uitspraak in beroep. De verzoeker overweegt dat nog.
Het bestuur
Het bestuur vindt dat iedereen die het niet eens met uitspraken van de algemene ledenvergadering (ALV) terecht gebruik kan maken van zijn rechtsmiddelen. Het bestuur voert immers slechts de besluiten uit van de ALV (de hoogste macht binnen de VVE). Gelet op de uitspraak van de kantonrechter voert het bestuur dus het ALV-besluit verder uit en zal op niet al te lange termijn actie (laten) ondernemen om de handhaving van de door de ALV gewenste keuze te realiseren (volgens de splitsingsakte berust de handhavingstaak bij het bestuur). Bij de handhaving wordt de VVE gesterkt in een ander besluit van ALV. Het besluit om zo nodig op kosten van de veroorzaker de VVE-regels te handhaven. Immers daartegen is geen kantonprocedure gevoerd en staat daarmee vast. U kunt ook pro-actief handelen en vanuit uzelf tijdig de rommel, (brom)fietsen en de meer dan één motorvoertuigen op uw parkeerplek, uit de garage verwijderen.
Motorstallingsplaatsen
In de procedure is ook gewezen op de hoofdsplitsingakte waarin staat dat er maar 237 parkeerplekken in het bewonersgedeelte zijn (rechtsoverweging 4). Het bestuur acht daarom de ooit gecreëerde motorplekken langs de wand bij de inrit en uitgang niet conform de bedoeling van de akte. Daarnaast is het oprekken van het aantal parkeerplekken gebonden aan regels. Inmiddels heeft het bestuur de motorstallinggebruikers daarover geïnformeerd en de contracten met hen pro forma opgezegd tegen uiterlijk 1 juli 2014. Om zaken niet juridisch onnodig ingewikkeld te maken heeft het bestuur daarom de eerder afgesproken verhoging van de maandelijkse kosten (€ 80,-) en nieuwe contracten met o.a. stallingspicht niet doorgevoerd. Mede vanwege een aantal motorstallers die (nog steeds) tegen de verhoging zijn, komen de motorstallingplaatsen en uiteraard deze uitspraak dus in de eerstvolgende ALV aan de orde.
Lees hier de uitspraak