Main menu

mark2

VvE Rechtspraak: Besluit uitgaven VvE Nietig? Uitleg Splitsingsreglement

VvE Rechtspraak Besluit uitgaven VvE Nietig Uitleg Splitsingsreglement

(Ex)-VVE-lid vindt dat hij het bedrag van € 15.161,= (bijdrage restauratiewerkzaamheden) niet verschuldigd is omdat een rechtsgeldig besluit van de VvE ontbreekt. Hij meent tevens dat hij niet is gehouden tot het betalen van € 3.079,39 als bijdrage voor het herstel van de vloer bel-etage. Ook de stelpost van € 5.000,= voor het verwijderen van de door hem in het trappenhuis geplaatste deur, is hij niet verschuldigd omdat hij niet verplicht was deze deur na de verkoop van zijn appartement te verwijderen en bovendien VvE nooit een besluit heeft genomen dat hij de kosten van het verwijderen van de trap moet dragen.

Arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 24 oktober 2017

inzake

[appellant] ,

wonend te [woonplaats 1] ,

appellant,

advocaat: mr. S.L. Schram te Amsterdam,

tegen

1 DE VERENIGING VAN EIGENAARS [straat en nummer] , gevestigd te [vestigingsplaats],  2 [geïntimeerde sub 2], wonend te [woonplaats 2] , 3. [geïntimeerde sub 3], wonend te [woonplaats 2] , geïntimeerde, advocaat: mr. E.J. Loos te Amsterdam.

1 Het geding in hoger beroep

Partijen worden hierna [appellant] , de VvE, [geïntimeerde sub 2] en [geïntimeerde sub 3] genoemd en geïntimeerden gezamenlijk de VvE c.s.

[appellant] is bij dagvaarding van 9 november 2016 in hoger beroep gekomen van een vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Amsterdam (hierna: de kantonrechter) van 11 augustus 2016, onder bovenvermeld zaak- en rolnummer gewezen tussen [appellant] als eiser in conventie tevens verweerder in reconventie en de VvE c.s. als gedaagden in conventie tevens eisers in reconventie.

Partijen hebben daarna de volgende stukken ingediend:

  • memorie van grieven;
  • memorie van antwoord, met productie;
  • akte uitlating productie [appellant] .

Ten slotte is arrest gevraagd.

[appellant] heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden vonnis voor zover het betreft de beslissingen in reconventie en alsnog – naar het hof begrijpt uitvoerbaar bij voorraad (zie de eerste aanleg) – veroordeling van de VvE tot betaling van € 15.161,=, vermeerderd met wettelijke rente, onder veroordeling van de VvE in de proceskosten. De VvE c.s. hebben geconcludeerd tot bekrachtiging van het bestreden vonnis, met – naar het hof begrijpt uitvoerbaar bij voorraad (zie de eerste aanleg) – beslissing over de proceskosten.

[appellant] heeft in hoger beroep bewijs van zijn stellingen aangeboden.

2 Feiten

2.1.De kantonrechter heeft in het bestreden vonnis onder rechtsoverweging 1 de feiten vastgesteld die hij tot uitgangspunt heeft genomen. Deze feiten zijn in hoger beroep niet in geschil en dienen derhalve ook het hof tot uitgangspunt. De feiten komen neer op het volgende.

2.2. Bij koopovereenkomst van 24 mei/30 juni 2004 heeft [appellant] van [geïntimeerde sub 2] het appartement op het adres [adres] gekocht.

2.3. Het splitsingsreglement van de VvE bevat voor zover van belang de navolgende bepalingen:

“D. Schulden en kosten voor rekening van de gezamenlijke eigenaars

Artikel 17

Tot schulden en kosten als bedoeld in artikel 875 f, 1e lid onder a van het B.W. worden gerekend:

  1. die welke gemaakt zijn in verband met het normale onderhoud of het normale gebruik van de gemeenschappelijke gedeelten of van de gemeenschappelijke zaken of tot het behoud daarvan;
  2. die welke verband houden met noodzakelijke herstellingswerkzaamheden en vernieuwingen van de gemeenschappelijke gedeelten en de gemeenschappelijke zaken (…).

(…)

  1. alle overige schulden en kosten, gemaakt in het belang van de gezamenlijke eigenaars als zodanig.
  2. Jaarlijkse exploitatierekening en begroting en te storten bijdragen

Artikel 18

  1. Van de gezamenlijke schulden en kosten genoemd in het vorige artikel alsmede van een naar tijdsduur evenredig gedeelte van de kosten verbonden aan het periodieke schilderwerk en noodzakelijke vernieuwingen wordt jaarlijks door de administrateur een begroting ontworpen en ter vaststelling aan de jaarlijkse vergadering voorgelegd.
  2. Met ingang van een nader in de akte te bepalen datum zal door de eigenaars ten behoeve van de vereniging bij wijze van voorschot-bijdragen maandelijks aan de administrateur worden overgemaakt 1/12 gedeelte van hun na te melden aanslag in het onder 1 bedoelde bedrag, bij welk bedrag gevoegd wordt 1/12 gedeelte van het bedrag dat de eigenaars uit hoofde van de in artikel 37 lid 7 bedoelde omslag verschuldigd zijn, (…).

(…)

  1. Vergadering van eigenaars

(…)

Artikel 37

1.De vergadering beslist over het beheer van de gemeenschappelijke gedeelten en gemeenschappelijke zaken, voor zover de beslissing hierover niet aan de administrateur is opgedragen.

(…)

  1. Besluiten door de vergadering tot het doen van uitgaven die een in de akte nader te bepalen bedrag te boven gaan, kunnen slechts worden genomen met een meerderheid van tenminste drie/vierde van het aantal uitgebrachte stemmen in een vergadering, waarin een aantal eigenaars tegenwoordig of vertegenwoordigd is, dat tenminste twee/derde van het totaal aantal stemmen kan uitbrengen. In een vergadering waarin minder dan twee/derde van het in de vorige zin bedoelde maximum aantal stemmen kan worden uitgebracht, kan geen geldig besluit worden genomen.

(…)

  1. Indien door de vergadering overeenkomstig het in het vijfde lid bepaalde tot het doen van een uitgave wordt besloten, wordt tevens de extra voorschotbijdrage bepaald, welke door de administrateur te dier zake van de eigenaars kan worden gevorderd. De uitvoering van zodanige besluiten kan eerst geschieden wanneer de voor de uitvoering benodigde gelden in de kas van de vereniging gereserveerd zijn.”

2.4.

Artikel 15 van de koopovereenkomst tussen [appellant] en [geïntimeerde sub 2] bevat een aantal bijzondere bepalingen. Lid 1 van dit artikel bepaalt onder meer dat koper ( [appellant] ) zijn volledige medewerking zal verlenen aan de uitvoering van het destijds voorliggende renovatieplan met betrekking tot het gebouw waarvan het appartement (één vijfde) deel uitmaakt, conform de aangehechte offertes, en dat hij zijn aandeel in de kosten daarvan – begroot op € 19.131,= – zal betalen.

2.5. Verder bepaalt artikel 15 van de koopovereenkomst dat de verkoper ( [geïntimeerde sub 2] ) zich verbindt om als eigenaar van drie (andere) appartementen in het gebouw “in het geval dat een vergadering van eigenaars wordt bijeengeroepen waarin een voorstel zal worden behandeld tot het aanbrengen van een deur in het gemeenschappelijke trappenhuis van het gebouw ten behoeve van de eigenaar/gebruiker van het verkochte, zodanig dat een gedeelte van het gemeenschappelijke trappenhuis in persoonlijk gebruik komt bij de eigenaar/gebruiker van het verkochte zonder dat daarvoor enige tegenprestatie of vergoeding is verschuldigd, en in die vergadering stem uit te brengen voor dat voorstel”.

2.6. Een vergadering waarin over het plaatsen van de bedoelde deur een besluit is genomen, heeft niet plaatsgevonden. [appellant] heeft de deur wel laten plaatsen, ter hoogte van de tweede verdieping.

2.7. Bij verstekvonnis van 26 november 2008 is [appellant] op vordering van de VvE veroordeeld tot betaling van € 19.131,=. Aan dit vonnis is voldaan.

2.8. [appellant] heeft zijn appartement op 5 april 2011 verkocht aan [geïntimeerde sub 3] . In de betreffende koopovereenkomst is onder meer vermeld als opgave van verkoper dat het bedrag van € 19.131,00 is voldaan. Onder bijzondere bepalingen is opgenomen dat verkoper ( [appellant] ) koper ( [geïntimeerde sub 3] ) voor alle mogelijke achterstanden van verkoper aan de VvE vrijwaart en dat eventuele achterstanden uit de verkoopopbrengst van het verkochte zullen worden voldaan. Verder is vermeld:

“Koper verklaart bekend te zijn met het feit dat – en te aanvaarden dat – de toegangsdeur naar het verkochte op de tweede verdieping zonder toestemming van de vereniging is geplaatst; wat betreft de vereniging dient deze deur weer naar de derde verdieping verplaatst te worden. Koper vrijwaart voor verkoper voor iedere mogelijke aansprakelijkheid ten aanzien van het vorenstaande. In dit verband verklaart verkoper dat hij het persoonlijke recht heeft gekregen van zijn rechtsvoorganger om voormelde deur op de 2e verdieping te situeren”.

2.9. De levering van het appartement aan [geïntimeerde sub 3] heeft plaatsgevonden op 7 juni 2011. Daaraan voorafgaand heeft de notaris aan de VvE opgave gevraagd van hetgeen [appellant] nog aan de VvE was verschuldigd. Bij brief van 5 mei 2011 heeft [geïntimeerde sub 2] als administrateur van de VvE aan de notaris meegedeeld dat [appellant] nog € 25.967,55 verschuldigd was.

2.10. Aangezien daarover geen overeenstemming bestond tussen de VvE en [appellant] is afgesproken dat dit bedrag in depot zou blijven bij notariskantoor BumaAlgra te Amsterdam, totdat zou zijn vastgesteld of en zo ja welk bedrag [appellant] nog was verschuldigd.

2.11. Het bedrag van € 25.967,55 is samengesteld uit € 2.623,16 aan achterstallige lasten exploitatierekening 2010, € 104,00 aan servicekosten 2011, € 15.161,= aan bijdrage restauratiewerkzaamheden, € 3.079,39 aan bijdrage (20%) herstel vloer bel-etage en € 5.000,= als stelpost verwijderen deur.

3 Beoordeling

3.1.1. [appellant] heeft in eerste aanleg in conventie gevorderd:

  1. voor recht te verklaren dat [appellant] van het bij de notaris in depot gestorte bedrag € 23.240,39 (= € 15.161,= + € 3.079,39 + € 5.000,=) niet verschuldigd is;
  2. de VvEte veroordelen om aan de notaris opdracht te geven tot uitbetaling van € 23.240,39, met bepaling dat het vonnis in de plaats treedt van de aan de notaris te verstrekken opdracht indien de VvEdaaraan niet voldoet;
  3. voorwaardelijk – namelijk in het geval geoordeeld mocht worden dat [appellant] nog enig bedrag aan de VvEvanwege restauratiekosten, herstel van de vloer van de bel-etage daaronder begrepen, verschuldigd is – [geïntimeerde sub 2] te veroordelen om [appellant] te vrijwaren tegen aanspraken van de VvEvanwege restauratiekosten;
  4. voorwaardelijk – namelijk in het geval geoordeeld mocht worden dat [appellant] de kosten van verplaatsing van de deur in het gemeenschappelijke trappenhuis voor zijn rekening moet nemen – [geïntimeerde sub 3] te veroordelen die kosten aan hem te vergoeden;
  5. de VvEc.s. hoofdelijk te veroordelen in de proceskosten.

3.1.2. [appellant] heeft als grondslag voor zijn vorderingen aangevoerd dat hij van het in depot bij de notaris gestorte bedrag van € 25.967,55 enkel de bedragen van € 2.623,16 (achterstallige exploitatierekening 2010) en € 104,= (servicekosten 2011), aan de VvE verschuldigd is. Het bedrag van € 15.161,= (bijdrage restauratiewerkzaamheden) is [appellant] niet verschuldigd omdat een rechtsgeldig besluit van de VvE dat [appellant] dit bedrag moest betalen als bijdrage in restauratiewerkzaamheden, ontbreekt. Mocht worden geoordeeld dat [appellant] dit bedrag aan de VvE verschuldigd is, dan moet [geïntimeerde sub 2] worden veroordeeld hem voor dit bedrag te vrijwaren omdat hij [appellant] zou hebben misleid wat betreft de te verwachten restauratiekosten. [appellant] meent voorts op verschillende gronden dat hij niet is gehouden tot het betalen van € 3.079,39 als bijdrage voor het herstel van de vloer bel-etage. De stelpost van € 5.000,= voor het verwijderen van de door [appellant] in het trappenhuis geplaatste deur, is [appellant] niet verschuldigd omdat hij niet verplicht was deze deur na de verkoop van zijn appartement te verwijderen en bovendien VvE nooit een besluit heeft genomen dat hij de kosten van het verwijderen van de trap moet dragen, aldus nog steeds [appellant] .

3.1.3. De VvE heeft erkend dat [appellant] het bedrag van € 3.079,39 (herstelvloer bel-etage) niet aan haar verschuldigd is, zodat dit bedrag uit het depot aan [appellant] kan worden betaald. Ter zake het bedrag van € 15.161,00 voert de VvE aan dat wel degelijk een rechtsgeldig besluit is genomen dat inhield dat de eigenaars, waaronder [appellant] , dit bedrag aan de VvE moesten betalen als bijdrage in restauratiewerkzaamheden. Wat betreft de te verwachten kosten van € 5.000,= voor het verwijderen van de deur in het trappenhuis, voert de VvE aan dat [appellant] deze zonder toestemming heeft geplaatst en dus is gehouden deze te verwijderen. De voorwaardelijke vordering van [appellant] tegen [geïntimeerde sub 2] moet worden afgewezen omdat [geïntimeerde sub 2] bij verkoop van het appartement niet aan [appellant] heeft gegarandeerd dat geen restauratiekosten meer viel te verwachten.

3.1.4. De VvE c.s. hebben in reconventie gevorderd:

  1. voor recht te verklaren dat [appellant] de bedragen van € 2.623,16 (erkend), € 104,= (erkend), € 15.161,= (althans € 13.210,=) en € 5.000,= is verschuldigd;
  2. [appellant] te veroordelen de notaris opdracht te geven tot vrijgave van de onder a genoemde bedragen;
  3. [appellant] te veroordelen proceskosten.

3.1.5. De kantonrechter heeft in conventie voor recht verklaard dat [appellant] een bedrag van € 8.079,39 niet aan de VvE is verschuldigd, de VvE veroordeeld de notaris opdracht te geven dit bedrag aan [appellant] te betalen, onder bepaling dat het vonnis in de plaats treedt van de door de VvE aan de notaris te verstrekken opdracht indien de VvE dit weigert, en het meer of anders gevorderde afgewezen. In reconventieheeft de kantonrechter geoordeeld dat [appellant] een bedrag van € 17.888,16 aan de VvE verschuldigd is, [appellant] veroordeeld de notaris opdracht te geven dit bedrag aan de VvE te betalen, onder bepaling dat het vonnis in de plaats treedt van de aan de notaris te verstrekken opdracht indien [appellant] dit weigert, en het meer of anders gevorderde afgewezen. Tot slot heeft de kantonrechter in conventie en reconventie de proceskosten gecompenseerd in die zin dat partijen de eigen kosten dragen.

De kantonrechter heeft ter motivering van voormelde beslissingen overwogen dat de besluiten van de VvE omtrent de bijdrage door de eigenaars in de restauratiewerkzaamheden met zich brachten dat [appellant] gehouden was een bijdrage van € 15.161,= aan de VvE te betalen. Nu [appellant] na het verweer van [geïntimeerde sub 2] dat hij hem niet had gegarandeerd dat geen kosten voor restauratiewerkzaamheden meer vielen te verwachten, de grondslag van zijn vordering niet nader heeft toegelicht, wordt deze door de kantonrechter verworpen. De kantonrechter heeft voorts geoordeeld dat op [appellant] geen verplichting rustte € 5.000,= als kosten voor verwijdering van de trap aan de VvE te vergoeden, zodat deze vordering moet worden afgewezen en aan de beoordeling van de voorwaardelijke vordering jegens [geïntimeerde sub 3] niet wordt toegekomen. Het voorgaande heeft tot gevolg dat van het onder de notaris gestorte bedrag de som van € 8.079,39 (= € 3.079,39 (erkend) + € 5.000,=) aan [appellant] moet worden voldaan, terwijl het restant van € 17.888,16 (= € 2.623,16 (erkend) + € 104,= (erkend) + € 15.161,=) aan de VvE moet worden voldaan, aldus nog steeds de kantonrechter.

3.2. De grieven I-V zijn gericht tegen het oordeel van de kantonrechter dat [appellant] gehouden is tot betaling aan de VvE van een bedrag van € 15.161,= en de motivering die aan dit oordeel ten grondslag ligt.

[appellant] vordert na eiswijziging in hoger beroep dat de VvE wordt veroordeeld tot betaling aan hem van een bedrag van € 15.161,=. Ter motivering van de eiswijziging voert [appellant] aan dat de notaris de gelden uit het depot inmiddels heeft uitgekeerd conform het dictum van het vonnis van de kantonrechter. Dit brengt met zich dat de VvE een bedrag van € 15.161,= aan hem moet betalen, aldus [appellant] . Het hof staat de eiswijziging toe nu de VvE hiertegen geen bezwaar maakt en deze niet strijdig is met de goede procesorde. Het hof zal recht doen op de gewijzigde eis.

Gelet op de strekking van de grieven, de eiswijziging en het petitum in de appeldagvaarding, verstaat het hof het petitum in de memorie van grieven aldus dat [appellant] vernietiging vordert van de vonnissen in conventie en reconventie, voor zover wordt uitgegaan van een betalingsverplichting door [appellant] aan de VvE van € 15.161,=.

Voor zover [appellant] heeft bedoeld een grief te richten tegen de afwijzing van zijn voorwaardelijke vordering tegen [geïntimeerde sub 2] , heeft hij deze grief onvoldoende onderbouwd. Het hof is met de kantonrechter van oordeel dat [appellant] door niet te reageren op het verweer dat [geïntimeerde sub 2] geen garantie het gegeven dat verdere restauratiewerkzaamheden en daaraan verbonden kosten niet vielen te verwachten, zijn vordering onvoldoende heeft toegelicht.

Voor zover [appellant] heeft bedoeld een grief te richten tegen de afwijzing van zijn voorwaardelijke vordering tegen [geïntimeerde sub 3] , heeft hij deze grief onvoldoende onderbouwd en hierbij bovendien geen belang, nu de kantonrechter de vordering van € 5.000,= heeft afgewezen en de VvE hiertegen geen incidenteel appel heeft ingesteld.

3.3. De grieven I-V houden – kort gezegd – in dat bij de vergaderingen van de VvE van 4 februari 2011, 10 maart 2011 en 12 mei 2011 weliswaar de uitgaven ter zake de restauratiewerkzaamheden aan de stoep en de voorgevel zijn vastgesteld, maar niet is besloten dat en wanneer de eigenaars hiertoe bijdragen in de kas moesten storten. Dit heeft niet alleen tot gevolg dat voor [appellant] geen verplichting tot betaling van een bijdrage is ontstaan, maar ook dat de besluiten tot vaststelling van de uitgaven nietig zijn omdat niet in dezelfde vergadering waarbij deze uitgaven zijn vastgesteld ook tot de verplichting van bijdragen door de eigenaars is besloten (hetgeen artikel 37 lid 5 van het splitsingsreglement voorschrijft). De besluiten zijn bovendien nietig omdat niet ze niet zijn genomen met de vereiste gekwalificeerde meerderheid van stemmen als bedoeld in artikel 37 lid 5. Daarbij had de VvE ingevolge artikel 18 lid 2 van het splitsingsreglement enkel kunnen besluiten tot betaling door de eigenaars van maandelijkse voorschotten en niet tot betaling van een totaalbedrag ineens. Dit geldt temeer omdat geen noodzaak bestond om de restauratiewerkzaamheden aan de stoep en de voorgevel met spoed ter hand te nemen. Voor zover in de vergadering van de VvE op 9 juni 2011 al rechtsgeldig is besloten tot de uitgaven ter zake de restauratiewerkzaamheden aan de stoep en de voorgevel en tot betaling van bijdragen door de eigenaars, wordt [appellant] door dit besluit niet gebonden omdat hij toen geen eigenaar meer was van het appartement, aldus nog steeds [appellant] .

3.4. Het hof stelt bij de beoordeling van de grieven voorop dat de stelplicht (en bewijslast) van het betoog dat een besluit van de VvE nietig is, op [appellant] rust. De VvE beroept zich als grondslag voor de betalingsverplichting voor [appellant] niet alleen op de besluiten bij de vergaderingen van de VvE van 4 februari 2011, 10 maart 2011 en 12 maart 2011, maar ook op de besluiten genomen bij de vergaderingen van 8 januari 2010 en 9 juli 2010. Volgens de VvE zijn bij de vergadering van 8 januari 2010 reeds de offertes van [X] en [Y] besproken en is besloten tot het doen van uitgaven ter zake de restauratiewerkzaamheden aan de stoep en de voorgevel overeenkomstig deze offertes. Dit besluit is herhaald in de vergadering van 9 juli 2010 (en in genoemde drie vergaderingen in 2011), aldus de VvE. Nu [appellant] niet betwist dat in deze vergaderingen in de door de VvE gestelde zin is besloten, gaat het hof hiervan uit. Het hof neemt ook aan dat bij deze vergaderingen in 2010 de volgens artikel 37 lid 5 bedoelde meerderheid van stemmen aanwezig was. Weliswaar stelt [appellant] “terzijde” in een andere context dat hij vanwege het één lijn trekken door de eigenaars [geïntimeerde sub 2] en [A] niet op de vergaderingen verscheen en eigenaar [B] op voet van oorlog met de VvE zou verkeren en daarom de vergaderingen niet zou bezoeken (nummer 21 inleidende dagvaarding), maar [appellant] heeft dit niet onderbouwd door presentielijsten van bedoelde vergaderingen uit 2010 terwijl hij dit voor de vergaderingen in 2011 wel heeft gedaan, noch heeft hij uitgelegd waarom dit voor 2010 niet mogelijk was. Dit had gezien het duidelijke betoog van de VvE dat tijdens de bewuste vergaderingen in 2010 rechtsgeldig is besloten tot vaststelling van de uitgaven wel van [appellant] mogen worden verwacht, temeer daar hij in wezen erkent dat tijdens die vergaderingen “inderdaad” in vorenbedoelde zin is besloten (nummer 5 conclusie van repliek in conventie tevens antwoord in reconventie). Het voorgaande heeft tot gevolg dat in de vergadering van 8 januari 2010 (herhaald in die van 9 juli 2010) door de vergadering van de VvE rechtsgeldig het besluit is genomen tot het doen van uitgaven in de zin van artikel 37 lid 5 van het splitsingsreglement, met name voor restauratiewerkzaamheden voor de stoep en de voorgevel (overeenkomstig de offertes van [X] en [Y] ). Het hof verwerpt het standpunt van [appellant] dat dit besluit nietig is nu niet tegelijkertijd met dit besluit is besloten de eigenaars te verplichten de bijdragen te betalen, als bedoeld in artikel 37 lid 7 van het splitsingsreglement. Uit lid 7 kan niet worden afgeleid dat deze beslissingen in dezelfde vergadering moeten worden genomen; volgens een redelijke uitleg van lid 7 mag deze beslissing ook in een latere vergadering worden genomen. Een andere uitleg doet immers afbreuk aan de beslissing tot het doen van uitgaven. Mocht met lid 7 wél zijn bedoeld dat de beslissingen in dezelfde vergadering worden genomen, dan maakt het niet direct nemen van het besluit dat de eigenaars hun bijdrage moeten betalen, het besluit tot vaststelling van de uitgaven bovendien niet nietig. Het standpunt dat ook voor het besluit dat de eigenaars hun bijdrage moeten betalen een gekwalificeerde meerderheid van stemmen als bedoeld in artikel 37 lid 5 noodzakelijk was, wordt verworpen omdat zulks niet blijkt uit de leden 5 en 7 van artikel 37. Derhalve is tijdens de vergadering van 12 mei 2011 een rechtsgeldig besluit genomen dat de eigenaars de bijdrage ineens moesten betalen (hetgeen op zichzelf niet door [appellant] wordt betwist (zie nummer 18 inleidende dagvaarding; de plotselinge betwisting in nummer 10 van de akte uitlating productie, waarin [appellant] mocht reageren op een door de VvE bij memorie van antwoord overgelegde productie in het kader van de al dan niet spoedeisendheid van de bijdrage, is tardief)). Het verweer dat dit besluit strijdig is met het bepaalde in artikel 18 lid 2 van het splitsingsreglement omtrent het opleggen van (maandelijkse) voorschotverplichtingen, wordt verworpen. Daargelaten of de uitleg die [appellant] aan artikel 18 lid 2 geeft de juiste is, heeft hij de stelling van de VvE dat met de uitvoering van de restauratiewerkzaamheden van de stoep en de voorgevel spoed was gemoeid, onvoldoende gemotiveerd betwist. Nu met de uitvoering van de restauratiewerkzaamheden eerst kon worden begonnen nadat de benodigde gelden in de kas van de vereniging gereserveerd waren (laatste zin artikel 37 lid 7), was noodzakelijk dat dit bedrag in mei 2011 ineens werd voldaan. Het gegeven dat al in de vergadering van 8 januari 2010 tot het doen van deze uitgaven was besloten, brengt bovendien met zich dat [appellant] met deze verplichting rekening had kunnen houden en een reservering had kunnen maken. Het feit dat [appellant] in de met [geïntimeerde sub 3] gesloten koopovereenkomst, haar vrijwaart voor alle mogelijke achterstanden van [appellant] aan de VvE, duidt erop dat hij dit ook deed (zie rechtsoverweging 2.8).

Uit het bovenstaande volgt dat de kantonrechter terecht heeft aangenomen dat het deel van het bij de notaris in depot staande bedrag dat betrekking heeft op de restauratiewerkzaamheden ter zake de stoep, moet worden uitgekeerd aan de VvE. De VvE heeft in hoger beroep betoogd dat de vergadering van de VvE uiteindelijk heeft besloten de opdracht niet te verstrekken aan [X] maar aan Betonhoeve, waardoor de bijdrageplicht van [appellant] naar beneden is bijgesteld van € 15.161,= naar € 12.091,40. Nu uitvoering is gegeven aan het vonnis in eerste aanleg, heeft dit tot gevolg dat de VvE een bedrag van € 3.069,60 (= € 15.161,= -/- € 12.091,40) teveel heeft ontvangen.

3.5. Nu [appellant] zijn betoog onvoldoende heeft toegelicht, wordt niet toegekomen aan zijn bewijsaanbiedingen.

3.6. Uit het voorgaande volgt dat de grieven gedeeltelijk slagen. Vanwege de eiswijziging zal het hof het vonnis van de kantonrechter vernietigen en de VvE veroordelen tot betaling van het bedrag van € 3.069,60, vermeerderd met wettelijke rente met ingang van 16 augustus 2016. Duidelijkheidshalve overweegt het hof dat de vernietiging van het bestreden vonnis niet met zich brengt dat geen rechtsgrond meer bestaat voor de betalingen uit het depot van notaris aan [appellant] van € 8.079,39 en aan de VvE van € 14.818,56 (= € 17.888,16 -/- € 3.069,60; zie rechtsoverweging 3.4).

[appellant] zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van de eerste aanleg zowel in conventie als in reconventie en het hoger beroep.

4 Beslissing

Het hof:

vernietigt het bestreden vonnis, en, opnieuw rechtdoende:

veroordeelt de VvE tot betaling aan [appellant] van een bedrag van € 3.069,60, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 16 augustus 2016 tot aan de dag der voldoening;

veroordeelt [appellant] in de kosten van het geding in beide instanties, in eerste aanleg in conventie aan de zijde van de VvE begroot op € 932,= aan verschotten en € 800,= voor salaris, in eerste aanleg in reconventie aan de zijde van de VvE begroot op nihil aan verschotten en € 800,= voor salaris en in hoger beroep tot op heden op € 1.957,= aan verschotten en € 1.158,= voor salaris;

verklaart dit arrest uitvoerbaar bij voorraad;

wijst af het meer of anders gevorderde.

Dit arrest is gewezen door mrs. C.C. Meijer, L.R. van Harinxma thoe Slooten en W.F. Boele en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 24 oktober 2017.

Bron: Rechtspraak.nl

 

Bron: Het bedrag van € 15.161,= (bijdrage restauratiewerkzaamheden) is [appellant] niet verschuldigd omdat een rechtsgeldig besluit van de VvE dat [appellant] dit bedrag moest betalen als bijdrage in restauratiewerkzaamheden, ontbreekt. Mocht worden geoordeeld dat [appellant] dit bedrag aan de VvE verschuldigd is, dan moet [geïntimeerde sub 2] worden veroordeeld hem voor dit bedrag te vrijwaren omdat hij [appellant] zou hebben misleid wat betreft de te verwachten restauratiekosten. [appellant] meent voorts op verschillende gronden dat hij niet is gehouden tot het betalen van € 3.079,39 als bijdrage voor het herstel van de vloer bel-etage. De stelpost van € 5.000,= voor het verwijderen van de door [appellant] in het trappenhuis geplaatste deur, is [appellant] niet verschuldigd omdat hij niet verplicht was deze deur na de verkoop van zijn appartement te verwijderen en bovendien VvE nooit een besluit heeft genomen dat hij de kosten van het verwijderen van de trap moet dragen, aldus nog steeds [appellant] .