Aan stadsverwarming zijn hoge kosten verbonden en bewoners hebben geen vrije keuze in aansluiting. Amsterdam kent één uitzondering: woon-werkgemeenschap Nautilus. Zij wilden hun energievoorziening zelf bepalen en ontwikkelden een duurzamere variant.
Cas Bool, een van de bestuursleden van stichting Nautilus, voerde anderhalf jaar strijd met de gemeente om een uitzonderingspositie voor zijn zelfbouwproject binnen te slepen. Om de stadsverwarming in Amsterdam betaalbaar te houden, worden zelfbouwers bij de uitgifte van erfpacht, waarmee je het recht op bouwen verwerft, contractueel verplicht zich aan te sluiten op het bestaande warmtenet dat wordt geleverd door Nuon.
‘De gemeente dekt de businesscase van Nuon af: zij rekenen commerciële tarieven, maar hebben geen bedrijfsrisico’, vertelt Bool. ‘Ik vind dat problematisch, want een vrije markt hangt prijs af van risico’s. Nu is er geen relatie tussen risico en winst.’
De 42 zelfbouwers moesten ieder 6.000 euro aansluitkosten betalen plus een bedrag van 470 euro aan vastrecht: het recht om aangesloten te zijn. De bewoners zouden het eerste jaar collectief 272.000 euro kwijt zijn aan investeringen in het warmtenet met een jaarlijks terugkerende vastrechtrekening van 20.000 euro. ‘Het was dus financieel interessant een eigen installatie te bouwen.’
Voor het maken van die duurzamere installatie sloot de stichting bij de gemeente onder voorwaarden een lening af van een kwart miljoen die ze in tien jaar moet afbetalen. ‘Inclusief rente en afbetaling zijn we vanaf dag 1 al goedkoper uit dan bij warmtelevering via stadsverwarming. Over tien jaar hebben we gratis energie, zijn we zelfvoorzienend.’
Tijdens de strijd tegen de gemeente liet de stichting een rapport maken door adviesbureau CE Delft, waaruit bleek dat zij met hun installatie een 60 procent lagere CO2-uitstoot hadden dan het warmtenet van Westpoort Warmte, de joint venture van Nuon en de gemeente Amsterdam. Een goed argument, zeker in het licht van het bestaande recht op ontheffing bij een beter milieurendement. Maar zo gemakkelijk lieten de Amsterdamse ambtenaren de zelfbouwers niet wegkomen. Ze weigerden het grondconctract aan te passen.
‘We zaten iedere drie weken bij het grondbedrijf en overlegde heel veel juridische argumenten voor een ontheffing. Het grondbedrijf zag het tijdens de crisis wel zitten in zelfbouwers, maar de ambtenaren gaven nul op het rekest.’
De ambtelijke weg liep dood, dus besloot Bool de politieke weg te bewandelen. Met een zelfgeschreven motie ging hij langs de verschillende gemeenteraadsfracties om te vragen of ze daarmee in konden stemmen. ‘Het bleek nodig een politieke lobby te starten, een paar keer herschrijven en toen bleek een ruime meerderheid voor. Wij waren blij, maar het is eigenlijk absurd dat je die politieke weg moet aflopen om dit voor elkaar te krijgen.’
Andere zelfbouwers na Nautilus die ook een dergelijk contract hadden getekend, komen namelijk niet door deze “jungle”. Bool: ‘De kans is klein. Weinig mensen zullen er anderhalf jaar onderhandelen voor over hebben. De ambtenaren zijn niet dienstbaar aan de burger, maar aan de wethouder. Die heeft nu eenmaal een contract met Nuon en te maken met conflicterende belangen. Hij kiest daarom voor zo min mogelijk CO2-uitstoot en zo veel mogelijk rendement, en dan kom je uit op het warmtenet.’
In het Parool noemde expert Cor Leguijt van CE Adviesbureau eind oktober de uitzonderingspositie van Nautilus terecht. Tegelijkertijd zei hij dat we de collectieve weg niet te snel moeten verlaten. ‘Vergelijk het met de financiering van onze dijken, waar we met zijn allen aan meebetalen, want iedereen zijn eigen terp is onmogelijk en veel duurder.’
Bool kent de vergelijking tussen dijken en warmtenetten en vindt een warmtenet ook van algemeen nut. ‘De waterschappen zijn onze oudste vertegenwoordiging en daar is wel veel inspraak. Ik vind het prima als warmtenetten in overheidshanden komen en dan ook democratisch worden beheerd, maar dat is niet aan de orde.’ Ook wijst hij erop dat de eerste dijken werden aangelegd door pioniers. ‘Geef innovatie daarom een kans. Als je dat niet doet, snijdt je alle nieuwe initiatieven af.’
Zelf gelooft Bool meer in een flexibel, decentraal warmtenet in plaats van de huidige “lock-in”. ‘Nu is het traject bij aanvang al op een point of no return’, legt Bool uit. ‘Alle straten moeten open, het gaat om gigantische investeringen die je alleen over tientallen jaren terugverdient en waarbij je vasthoudt aan fossiele verbrandingsovens. In mijn optiek kun je beter bij elk nieuw huizenblok leren van de aanleg van het vorige en zo meteen nieuwe kennis toepassen. Stadsverwarming mag pas de allerlaatste optie zijn. Nadeel daarvan is onder meer het fijnmazige buizenstelsel, waardoor je meer warmte verliest. Bij het transport gaat ongeveer 30 procent van de warmte verloren.’
Ook is een warmtenet volgens Bool thermisch inefficiënt, omdat het uitgaat van een temperatuur van 90 graden. ‘Voor vloerverwarming is 30 graden genoeg. Met onze installatie krijgen we dat wel voor elkaar.’
Na zijn Warmtevisie komt Minister Kamp dit jaar ook met een nieuwe regeling voor warmtelevering, meldde hij de Kamer afgelopen week. Naast stimulering van rest- en duurzame warmte krijgen kleinschalige duurzame warmteopties een subsidie van 70 miljoen euro. In de evaluatie van de Warmtewet zal het kabinet ook kijken naar financiering van warmte-infrastructuur en het speelveld voor verschillende warmtebronnen.
Het Rijk ondersteunt ontwikkeling van concrete warmteprojecten in de regio met onder meer de Green Deal-aanpak. In november nog ondertekenden 26 partijen de Green Deal voor een groot regionaal warmtenet in de metropoolregio Amsterdam. Dit open warmtenetwerk zou 400.000 woningen van warmte kunnen voorzien. Het netwerk zou naast de industriële restwarmte ook open staan voor andere, kleine producenten van restwarmte. Maar Bool ziet het niet gebeuren dat particulieren zo kunnen bijdragen. ‘De waarde van warmte zit in de temperatuur. Die is bij iedereen anders. Je krijgt dan te maken met schommelingen van temperatuur. Het lijkt me technisch erg complex dat een consument bij een warmtenet met industriële restwarmte ook producent kan worden. Ik denk dat alleen de industriële spelers er baat bij hebben.’